Knipperlichten zijn een belangrijk communicatiemiddel in het verkeer.  Hun goed werking is dan ook cruciaal voor uw veiligheid en deze van andere weggebruikers. In Europa is het verplicht dat u, als chaffeur, op de hoogte bent van het correct werken van uw knipperlichten.

Het als dat niet correct werken van de knipperlichten kan u akoestisch (geluidssignaal) of visueel (controlelampje) vaststellen.  Meestal gaat het controlelampje in het dashboard dubeel zo snel knipperen of helemaal niet meer knipperen wanneer één of meerdere knipperlichten niet meer werken.

De standaard in uw voertuig aanwezige pinkdoos, die dit alles stuurt, is meestal alleen in staat de werking van knipperlichten te controleren die uitgerust zijn met gloeilampen. Vervangt u echter de standaard knipperlichten door knipperlichten met LED's, dan functioneert deze standaard pinkdoos niet meer correct.

De reden hiervoor is terug te vinden in het verschil in stroomverbruik tussen standaard knipperlichten en deze med LED's.  Een standaard knipperlicht verbruikt normaal 21W.  De pinkdoos verwacht dan ook bij normale werking een verbruik van 21W te registreren per knipperlicht.  Het stroomverbruik van LED-knipperlichten ligt echter veel lager dan 21W.  De pinkdoos registreert dit lagere verbruik en concludeert hieruit dat het knipperlicht kapot is.

"Handige Harry's" menen dit probleem snel opgelost te hebben door het monteren van een extra weerstand of weerstandskabel.  Zij redeneren als volgt: een LED-knipperlicht verbruik bijvoorbeeld 3W, dus door het monteren van een extra weerstand van 18W zal de pinkdoos wel opnieuw een signaal van 3 + 18 = 21W registreren.  Dit zou inderdaad een goede oplossing zijn, indien alle pinkdozen op dezelfde manier zouden werken.  In de praktijk is dit echter iets complexer en diverser.

Waarom werkt de wettelijk vereiste uitvalcontrole bij sommige pinkdozen wel en bij andere niet wanneer je LED-knipperlichten monteert?

Headerproductinfo 2

Afbeelding 1 laat het typische stroomverloop zien tijdens het inschakelen van een gloeilamp.  Verschillende pinkdozen detecteren op verschillende manieren:

  1. door het meten van de impuspiek bij het inschakelen van de gloeilamp
  2. door het meten van de stroom op een bepaald moment tijdens de inschakelimpuls
  3. door het meten van de stroom na de impuls, als de stroom constant is en een bepaalde sterkte heeft
  4. door het weergeven van de totale energie die door de lamp stroomt (grootte van vlak A)

In afbeelding 2 is de LED-stroom (I LED) in relatie hiermee weergegeven.  Van de hierboven genomemde methoden kan hier geen enkele functioneren, want er is nog een inschakelimpuls aanwezig, noch is de stroomsterkte hoog genoeg of is de otale energie door beide lampen gelijk (vlak B even groot als vlak A)

Als er een eenvoudigde Ohmse weerstand wordt tussengevoegd, bijvoorbeeld een weerstandskabel, dan wordt de stroom met een bepaalde waarde (IR) verhoogd en dit resulteert in de grafiek van afbeelding 3

Hier zou slechts één pinkdoos volgens principe c) functioneren.  Als een ietwat hogere weerstand wordt gekozen, zou eventueel principe d) ook nog werken.  Als hierna het licht door mechanische beschadiging geheel of gedeeltelijk zou uitvallen, dan zou de pinkdoos de ingevoegde weerstand als correct functionerende gloeilamp weergeven.  Hierdoor zou een perfect werkend licht weergegeven worden, terwijl het niet functioneert!   In dit geval verliest het voertuig zijn homologatie voor de openbare weg.

Welke universele oplossing stelt Hella voor?

Pinkdoos met extra functie voor het detecteren en melden van storingen in de werking van het pinklichtsysteem (zowel voor Hella-LED pinklichten of gloeilampsystemen).  Geschikt voor o.a. personenwagens, bussen, bestelwagens, landbouwvoertuigen, campers, ... zonder aanhanger of met 1 tot 2 aanhangers.

Hoe werkt het?

Alle Hella LED-pinklichten zijn voorzien van geïntegreerde elektronica die elke storing meldt.  Het pinklicht controleert zichzelf en produceert een enkelvoudige impuls bij perfect werking.  Deze impuls wordt geëvaluceerd door de pinkdoos, die een gloeilamp van 21 Watt simuleert en dus eveneens de werking met traditionele gloeilampen mogelijk maakt.  Bij een storing in het pinklichtsysteem, die zelfs al kan ontstaan als er slechts één enkele LED defect is, wordt de controle-impuls niet geproduceerd.  De pinkdoos schakelt in dit geval de gloeilampsimulatie uit en zal het defect op het dashboard melden.

Voordelen

  • Conform ECE-norm, met uitvalcontrole voor Hella LED-pinklichten of pinklichten met gloeilampen
  • Geschikt voor elke mogelijke combinatie van pinklichten (zowel op trekker als aanhanger):​
    • pinklichten met enkel gloeilampen
    • pinklichten bestaanden uit een combinatie van gloeilampen en LED's.
    • pinklichten met enkel LED's
  • Bijkomende upgrade van het voertuig is mogelijk (bijvoorbeeld serie-uitrusting met Agroluna in gloeilamptechnologie - direct inwisselbaar tegen Agroluna in LED-technologie zonder verdere technische aanpassingen)

Uitvalcontrole

1. Voertuigen zonder aanhanger:

Wanneer een gloeilamp of Hella LED-pinklicht defect is, wordt de knipperfrequentie tot 100% verhoogd.  Ook de controle lamp in het dashboard knipper dan dubbel zo snel.

 

2. Voertuigen met 1 tot 2 aanhangers:

Wanneer 1 gloeilamp of Hella LED-pinklicht defect is, brandt controlelamp C niet.  Indien 2 gloeilampen of Hella LED-pinklichten defect zijn, branden zowel controlelamp C en C2 niet.  Bij een defect van 3 gloeilampen of Hella LED-pinklichten wordt de knipperfrequentie tot 100% verhoogd.  

Technische gegevens:

Type goedkeuring: IP53
Type goedkeuringsnummer: e1 : 034641
Afmeting (b x l x h): 30,5 x 30,5 x 40,5 mm
Totale hoogte incl. steun: 51,5 mm
Beveiliging: IP53 DIN 40050-9
Frequentie: 90 +/- 30 pulsen/min.  Voor richtings- en waarschuwingsindicatie
Inschakelduur: 40 .... 75%
Werkingsspanning: 10-15V
Functiespanning: 11-14V

Headerproductinfo 4

Schema

Afbeelding: 12 Volt 2 + 1 + 1, alle andere types zijn identiek (uitgezonderd aansluiting voor controlelamp C2)

Headerproductinfo 3

Bron: Product Info Hella 01/2007